Spelregels

Algemeen

Badminton speel je met twee of vier spelers: Met twee heet het enkelspel, met z'n vieren dames-, heren- of gemengd dubbel, ook wel mix (= dame + heer).

Bij enkelspel gelden de binnenste zijlijnen (smal veld) en de buitenste achterlijnen. Bij dubbelspel gelden de buitenste zijlijnen (breed veld) en de buitenste achterlijnen, behalve bij opslag: dan moet de shuttle vóór de binnenste achterlijn vallen.

De service (opslag) begint in het rechtervak als je een even aantal punten hebt, en in het linkervak bij een oneven aantal. De shuttle moet in het grote vak diagonaal er tegenover neerkomen; achter de servicelijn. Bij dubbelspel inclusief het smalle zijdeel. Na het scoren van een punt wordt de volgende service in het ernaast liggende vak geserveerd.

 

Puntentelling

Er wordt gespeeld volgens het rallypunt-systeem: de partij die de rally wint scoort een punt, en krijgt de volgende opslag. Je kunt dus ook scoren als je tegenstander heeft opgeslagen.

 

De winnaar is diegene die het eerst 21 punten heeft. Je moet wel 2 punten voorsprong hebben: is het 21 - 20, dan speel je door totdat er 2 punten verschil zijn (22 - 20, 23 - 21, enz.). Blijft het gelijk op gaan, dan is het bij 27 - 26 écht afgelopen.

Slagen

  • Opslag of service: eerste slag, onderhands (onder de heup), vaak kort over het net of hoog achterin
  • Clear: bovenhandse slag, hoog achterin
  • Lob: onderhandse slag, hoog achterin
  • Drop: slag vlak achter het net
  • Netdrop: slag van dichtbij het net, kort eroverheen
  • Smash: hard (en strak) naar beneden gerichte slag
  • Forehand: slag met de handpalm naar voren gericht
  • Backhand: slag met de rug van de hand naar voren gericht

Tot slot

 

Het lijkt misschien allemaal erg ingewikkeld (en de puntentelling bij dubbelspel is dat in het begin ook wel een beetje), maar als je gewoon gaat spelen, blijkt het in de praktijk best wel mee te vallen. Bovendien hoef je natuurlijk niet alles tegelijk te leren.... Succes ermee!